Gezondheidsatelier
De langste weg leidt altijd naar jezelf
COMPLEMENTAIR VERPLEEGKUNDIGE
“Gebruik van complementaire interventies is een deel van het erfgoed van de verpleegkundige"
Binnen de Nederlandse zorg wordt over het algemeen de volgende definitie van complementaire zorginterventies gehanteerd:
‘Complementaire zorginterventies zijn die verpleegkundige interventies binnen het verpleegkundige proces en de verpleegkundige praktijk die toegepast worden op basis van natuurlijke therapieën om het zelfhelend vermogen van de patiënt te ondersteunen, te stimuleren of te activeren, en waarbij zorg betrekking heeft op de mentale, emotionele, lichamelijke, spirituele en sociale behoeften van de patiënt zodat deze een staat van welbevinden kan (her-) winnen.’ (Noorden, 1996).
In september maak ik een start met de opleiding Oriëntatie verpleegkundigen en antroposofie van Stichting Plegan.
De V&VN is de beroepsvereniging voor zorgprofessionals Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland.
Meer informatie omtrent zorgaanbod verschijnt binnenkort.
Voor meer informatie over de complementaire zorg lees verder:
Het begrip ‘complementaire zorg’ is nog nieuw binnen de Nederlandse zorgsector. Echter als verschijnsel binnen de zorg is het niet nieuw: Al sinds mensenheugenis is het zo dat mensen in hun zorg voor elkaar gebruik maken van de hulpbronnen uit de natuur. 70 tot 90% van de wereldbevolking is aangewezen op traditionele geneeswijzen, waarvan de natuurlijke toepassingen een groot deel uitmaken (WHO,2001). Ook in de professionele gezondheidszorg hebben deze interventies altijd een plaats gehad. Hippocrates, Plato en Aristoteles vermelden in hun geschriften interventies als baden en massages. Binnen de ‘TCM’ (Traditional Chinese Medicine) en ‘ayur veda’ zijn kruiden, massages, baden, energetische lichaamsoefeningen erkende manieren, die het zelfhelend vermogen stimuleren om gezond en in balans te blijven. In de Middeleeuwen in de Europese kloosters een grote kennis over kruiden.
Vanaf de 17e eeuw ontwikkelde de geneeskunde zich tot een universitaire studie, gebaseerd op het dualisme en de zienswijze dat de mens als machine functioneert (Descartes). Hierdoor verplaatste het accent zich van het ‘helen’ naar repareren. Hoewel in de dagelijkse zelfzorg de volksgeneeskunde met zijn gebruik van baden, kruiden, warmte en koude nog van groot belang was, werd in de 20e eeuw het biomedische model de basis van de dagelijkse praktijk. Sinds 1865 was het in Nederland verboden voor niet-artsen om geneeskunde toe te passen (Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst, Thorbecke).
In het dagelijkse leven ging men meer vertrouwen op de farmaceutische industrie dan op de ‘oude’ natuurlijke methodes. ‘Alternatieve’ therapieën als de homeopathie, kruidengeneeskunde en levenswijze van de antroposofie bestonden wel, maar werden niet erkend.
Vanaf de jaren ’60 ontstaat er in de samenleving opnieuw behoefte aan andere manieren om met gezondheid en ziekte om te gaan.
Mensen kiezen steeds vaker voor een ‘alternatief’ therapeut en voor een leefstijl waarbij zij methodes uit de complementaire geneeswijzen integreren binnen hun normale leefpatroon. Ook door immigratie van mensen met een andere culturele achtergrond en andere opvattingen over gezondheidszorg, worden er andere manieren van zorg verlenen geïntroduceerd. Door invoering van de wet BIG (1993) is de exclusieve bevoegdheid van de arts tot uitoefenen van de geneeskunde vervallen. Hierdoor wordt het mogelijk voor complementaire therapeuten zich met geneeskunde bezig te houden.
Slechts enkele (voorbehouden) handelingen mogen niet op eigen indicatie worden toegepast door anderen dan degenen die genoemd staan in de wet (artsen, tandartsen, verloskundigen). Zorgvragers zijn vrij de therapeut te kiezen die zij willen.
Binnen de verpleegkunde bleven tot aan de 20e eeuw methodes uit de natuurgeneeswijzen geïntegreerd in de zorg. Florence Nightingale benoemt onder andere interventies als muziek, rugmassage, warmte en koude, afleiding en voeding. Zij omschrijft dat verpleegkundigen niets anders kunnen doen dan de voorwaarden scheppen voor genezing. “Het is de natuur die geneest.”
In de loop van 20e eeuw volgt de verpleegkunde het biomedisch denken van de geneeskunde. Steeds meer wordt de verpleegkundige gezien als een ‘verlengde arm’ van de arts. Vanaf de jaren ’60 echter profileert de beroepsgroep zich steeds meer als een eigen beroep: care, en niet cure, wordt gezien als de eigen verantwoordelijkheid van verpleegkundigen.
Daarnaast worden er, in de Verenigde Staten en vervolgens ook in Nederland, visies en modellen ontwikkeld voor het verpleegkundige beroep. Deze gaan over het algemeen uit van de holistische mensvisie en van de eigen vermogens van de mens om een gezond en gelukkig leven na te streven (zelfzorg). Ze tonen vaak overeenkomst met mensvisies die gangbaar zijn in de natuurgeneeswijzen.
Analoog aan de ontwikkeling in de maatschappij naar een meer integrale gezondheidszorg, zijn de laatste decennia ook verpleegkundigen op zoek naar een meer integrale benadering van de mens. De meerderheid van de verpleegkundigen is van mening dat alternatieve geneeswijzen tot essentiële zorg gerekend dienen te worden (Andela en Tijmstra, 1993).
Complementaire zorg is een zich snel ontwikkelend aandachtsgebied. Er zijn veel artikelen verschenen en congressen en symposia georganiseerd. In een onderzoek blijken verpleegkundigen in de dagelijkse praktijk methoden uit de natuurgeneeswijzen als massage, reiki, kruiden, e.d. te integreren in hun dagelijkse zorg voor de zorgvrager (Noorden, 1996).
Telefonisch spreekuur: Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9.00u tot 10.00u op
tel: 030-2300562.
Op woensdag van 12.00u tot 12.30u en bij dringende vragen op tel: 06 412 58 108.
e-mail: hcmn@live.nl